
Hunebedden, bossen en heide
Startplaats: Parkeerplaats van het Hunebedcentrum
Afstand: 13,7 km


Verhalen langs de route
A. U bevindt zich hier tussen twee verhogingen in het landschap: de Hondsrug en de Buunerbult. Het dal doorsnijdt als enige van de erosiedalen de Hondsrug. Op dit hoofddal komen verscheidene kleinere dalen uit, zoals bv de laagte waardoor de Bronnegerstraat vanuit Buinen naar het noorden loopt, of de laagte bij Bloemendellen. Van het oorspronkelijke Voorste Diep vindt u hier niet veel meer terug. Het diepje ontsprong in het Odoornerveen en maakte gebruik van twee smeltwaterdalen die ten zuiden van Borger de Hondsrug van west naar oost doorboorden. In de vorige eeuw werd het Voorste Diep gekanaliseerd. Daarna heette het “Kanaal Buinen – Schoonoord”. Er moesten vijf sluizen worden aangelegd om een hoogteverschil van tien meter te overbruggen. Ten westen van Buinen is het kanaal nog geen kilometer van het dorp verwijderd, maar men groef 5,5 kilometer verder om de hoge Noordesch heen om aan de oostkant van het dorp bij de haven te eindigen. Men noemt deze plaats in het dorp “Het Spoordok”.
B. U komt na het dorpje Bronneger op een punt waar vijf hunebedden dicht bij elkaar liggen. U komt het eerst bij een groepje van drie hunebedden. Een eindje verder vindt u er nog twee. Het zijn D 21 tot en met D 25. D21 is de mooiste en vanwege de archeologische vondsten, de belangrijkste. Hij heeft weliswaar slechts drie (maar wel zeer grote) dekstenen maar oogt fascinerend door de indrukwekkende beuk die de functie van één van de draagstenen heeft overgenomen maar ook verder het hele beeld van het hunebed overheerst. Van de 8 zij- en 2 sluitstenen steken slechts de toppen boven het zand uit, evenals van de ene poortsteen. D21 is in 1918 door professor Van Giffen grondig onderzocht; en met resultaat. Er werden, naast complete potten, scherven gevonden van in totaal 600 stuks aardewerk. Net zo als bij de door hem eerder onderzochte hunebedden D53 en D30 bestond de bodem uit meerdere vloerlagen waarop en waartussen de artefacten werden gevonden. Dus, als destijds de kelder vol was ging er een nieuwe laag overheen en begon men opnieuw. Een meter onder de grond, plat op de vloer van het graf, trof Van Giffen een ontbrekende zijsteen aan. Die moet al tijdens het gebruik van het graf zijn omgevallen. De steen werd door hem weer opgericht. Na ontruiming van het graf bleef een lege keldervloer over van 6,50 bij 2,20 m. De hoogte varieerde van 1.50 tot 1.70 m, zodat ook deze kelder op stahoogte van de toenmalige (kortere) gebruikers is ontworpen. D25 is de derde van de drieling met D23 en D24 of eigenlijk de eerste omdat hij groter en beter intact is dan de andere twee: vier dekstenen die netjes op acht zijstenen en twee sluitstenen rusten. Ook bij dit hunebed steken de draagstenen nauwelijks boven de grond uit.
C. Op dit punt vindt u aan uw linkerhand twee mooie hunebedden: D19 en D 20. In september 1998 zijn beide hunebedden ingrijpend gerestaureerd waarbij de fragmenten van 2 gespleten dekstenen weer aan elkaar werden gekit en op de draagstenen getild. Bovendien werden alle aangetroffen scheuren in de dek-, zij- en kransstenen met cement dichtgesmeerd. Het zijn twee middelgrote hunebedden. D19 had oorspronkelijk 8 dekstenen. De meest westelijke ontbreekt. Van 2 zijn nog slechts fragmenten aanwezig en die liggen op de bodem van het graf. De andere 5 liggen (nu weer) keurig op de draagstenen. De vier poortzijstenen zijn voltallig. D20 telt nog 5 van de oorspronkelijk 6 dekstenen, waarvan er tot september 1998 slechts één op de draagstenen rustte. Nu zijn er weer 3 zo goed als mogelijk herplaatst. Ook hier zijn er nog 4 poortstenen (en een poortdeksteen), maar wat bijzonder is: een bijna volledige ring van kransstenen: 21 stuks (de plaats van de zes ontbrekende zijn door Van Giffen met plombes gemarkeerd). De opgravingen bij D19 leverden een schat aan artefacten op: de resten van maar liefst 400 potten, 13 vuurstenen bijlen, 9 barnstenen kralen en 6 stukjes koper. Verder stukjes menselijk bot (net als de stukjes koper zeer uitzonderlijk in een Nederlands hunebed!) en kapsels van kiezen.
D. U komt hier in het uitgestrekte Drouwenerveld met heidereservaat en de vennen Smitsveen, Meeuwenveen, Watermolenveen, Lunsveen en Meindersveen.
E. Als u wilt kunt u vanaf dit punt even doorrijden (circa 400 meter) naar het buitencentrum Boomkroonpad van Staatsbosbeheer bij het Houtvester Kuhnhuis. U kunt hier een wandeling maken tussen en boven de boomtoppen. Bij het Buitencentrum is Paviljoen de Woudstee gevestigd, een eenvoudig restaurant met binnenruimte en buitenterras.
F. Stelt u zich eens voor: op de plek waarop u zich nu bevindt lag 140 000 jaar geleden tijdens de voorlaatste ijstijd (Saalien) een ijskap van minstens 200 meter dik! Dat wil zeggen dat die laag ijs op sommige plaatsen wel tot 500 meter dik was. Langzaam was die ijslaag vanuit het Noorden over deze streken geschoven. De Hondsrug is op deze manier als subglaciale ijsrug gevormd. De zuidgrens van die ijskap lag waar nu de Rijn, de Waal en de Maas naar het Westen afbuigen. Dat afbuigen gebeurde ook door toedoen van die enorme laag ijs. Ook de heuvels van de Veluwezoom zijn een gevolg van de enorme krachten die door de ijskap op het landschap werden uitgeoefend. Na het smelten van het ijs bleef er een dikke laag keileem achter en veel stenen die door de kracht van het ijs waren losgeraakt van de gesteenten in Scandinavië. Deze stenen zouden in latere tijden voor allerlei doeleinden worden gebruikt. Vooral ook door de mensen van de Trechterbekercultuur, ook bekend als de hunebedbouwers.
G. Dicht bij de hoofdingang van het Hunebedcentrum vindt u het grootste hunebed van Nederland. Net als andere hunebedden in Nederland is het genummerd. Dit is nummer D 27. De D staat voor Drenthe. Het bevat 9 dekstenen op 26 zijstenen en 2 sluitstenen en een complete poort met 4 zijstenen en 1 deksteen. 2 keien in de buurt zijn mogelijk kransstenen geweest. De Groningse dichteres Titia Brongersma heeft in 1685 in het hunebed gespit en nogal wat potten gevonden: “Zij vielen doch alle in scherven; uitstortende een groote menigte doodsbeenderen”. Daarvan is echter niets bewaard gebleven. Jammer, want menselijke resten in Drentse hunebedden zijn zeldzaam. Toch zou het waar kunnen zijn want in 1983 vond de 14-jarige scholier René Edens naast wat versierde potscherven enkele menselijke botjes. Hunebedden zijn de oudste monumenten in Nederland. Deze monumenten zijn ongeveer 5.000 jaar geleden gebouwd in de Nieuwe Steentijd, de laatste periode van de Steentijd. Hunebedden werden gemaakt van enorme zwerfkeien die met de ijskap in de ijstijd van ongeveer 100.000 jaar geleden naar het noorden van Nederland schoven. Deze keien zijn alleen te vinden waar de ijskap is geweest: het noorden van Nederland. De enorme keien worden ook wel megalieten genoemd (afgeleid van de Griekse woorden mega = groot, en lithos = steen). Hunebedden werden gebruikt als grafkamers. De botten van de overleden mensen zijn in de loop van 5000 jaar vergaan. Een deel van de grafgeschenken is wel goed bewaard gebleven: potten van aardewerk, gereedschap en wapens van steen, en sieraden van bijvoorbeeld barnsteen.